In de uitzending “Grand Témoin” gepresenteerd door Chérif Diop op het platform EvenProd, leverde professor Dielya Yaya Wane, lector-aggregée en docent-onderzoeker aan de universiteit Assane Seck van Ziguinchor, een grondige analyse van het ondernemersklimaat in Senegal. Voormalig directeur van het Laboratorium voor Strategische Defensie-, Vrede- en Veiligheidsstudies en consultant voor de OMC en de OMS, belichtte deze specialiste van de economie en het recht de cruciale vraagstukken rond investeringen in een context van politieke transitie.
Het nieuwe bestuur heeft duidelijk zijn voornemen uitgesproken om bepaalde investeringscontracten te heronderhandelen om de nationale belangen beter te behartigen. Maar die ambitie stuit op een complexe juridische realiteit. “Investeringscontracten zijn betonnen instrumenten”, legt professor Wane uit, waarbij ze wijst op stabilisatieclausules, onveranderbaarheidsclausules en parapluclausules die de staat verplichten alle contractuele verplichtingen na te komen.
De expert herinnert eraan dat het moderne investeringsrecht zijn wortels vindt in het eerste bilaterale verdrag uit 1959 tussen Duitsland en Pakistan, bedoeld om investeerders in risicovolle gebieden te beschermen. Sindsdien is dit juridische kader versterkt, met name door VN-resolutie 1803 uit 1962 die soevereiniteit van staten over hun natuurlijke hulpbronnen bevestigde.
Een van de meest zorgwekkende aspecten die in dit interview aan bod komen, is arbitrage bij investeringen. In tegenstelling tot klassieke internationale geschillen tussen staten onderling, laat investeringsarbitrage een particuliere investeerder direct tegen een staat procederen voor arbitrage tribunalen. “Het is het enige geval in het internationaal recht waarin deze configuratie voorkomt”, aldus Dielya Yaya Wane.
De cijfers spreken boekdelen: in twee derde van de gevallen krijgen investeerders gelijk. Veroordelingen kunnen astronomisch hoog uitvallen, zoals het geval van Ecuador in 2004, dat werd veroordeeld tot betaling ter waarde van 7% van zijn nationale begroting – wat overeenkomt met de jaarlijkse uitgaven aan gezondheidszorg – aan een Amerikaanse investeerder.
Sénégal blijft hier niet buiten. De arbitrageprocedure die Woodside heeft gestart bij het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) baart zorgen. Vraagt men Wane naar de kansen van Senegal in deze zaak, dan blijft haar optimisme beperkt: “De kansen zijn minimaal”, zegt ze, en legt ze uit dat arbitrage tribunalen systematisch de naleving van de oorspronkelijke contractuele verplichtingen bevoordelen.
Een nieuw investeringskader vol hoop
Als reactie op deze uitdagingen heeft Senegal in september 2025 een nieuw investeringskader aangenomen, het eerste sinds 2004. Dit document, het resultaat van een inclusieve consultatie volgens APIX (Nationale Agentuur voor Investering en Grote Werken), introduceert meerdere belangrijke innovaties.
Onder de opmerkelijke verbeteringen: volledige digitalisering van procedures via een centraal loket, een fiscaal stimulerend regime voor duurzame en strategische projecten, een verlaging van de investeringsdrempels om KMO’s gemakkelijker toegang te geven, en vooral een versterkte rol voor APIX bij de opvolging na investeringen en de preventie van geschillen.
“Deze code vormt een kwalitatieve sprong vooruit”, oordeelt professor Wane, en zij wijst op de nadruk op verantwoorde investeringen, lokale inhoud en technologische overdracht. Het doel is om de fouten van het verleden te vermijden, met name het gebrek aan opvolging van de toepassing van de code uit 2004.
Een van de meest verontrustende concepten die tijdens het interview aan de orde kwamen, is het “chilling effect” of bevriezing van regelgeving. Steeds meer landen die reeds arbitragezaken hebben meegemaakt, durven geen maatregelen meer te nemen die milieubescherming of sociale bescherming dienen, uit vrees voor nieuwe rechtszaken.
Mexico illustreert dit perfect: in Techmed- en Metalclad-gevallen werd het land veroordeeld omdat het een exploitatievergunning weigerde en een site voor de verwerking van gevaarlijk afval sloot – maatregelen die milieubewust waren – en het land heeft hiervan geleerd. “Dit betekent dat staten niet meer de moed zullen hebben om milieubescherming of bescherming van hun bevolking na te jagen,” betreurt de expert.
Relaties met het IMF: een dossier op stilstand
Wat betreft de vertragingen in de onderhandelingen met het Internationaal Monetair Fonds sinds september 2024, toont professor Wane begrip voor de instelling van Bretton Woods. “Het klimaat van wantrouwen is zodanig dat deze instelling maar langzaam vooruitgaat”, merkt ze op en wijst ze op de debatten over de aanwezigheid van een verborgen schuld die het vertrouwen in de integriteit van Senegalese financiële instellingen ondermijnt.
De impact is merkbaar: de afname van de kredietwaardigheid van Senegal bemoeilijkt nu de toegang tot de internationale markten. Het land probeert dit te compenseren met kwartaalgewijze openbare spa repositionering, maar deze strategie kan op korte termijn werken, maar niet op lange termijn.
In een steeds competitiever wordend Afrika, met name tegenover Ivoorkust, Rwanda of Marokko, kan Senegal gelukkig wel terugvallen op verschillende structurele troeven. Politieke stabiliteit blijft een belangrijk uitgangspunt, evenals de geleidelijke modernisering van het juridisch kader via OHADA (Harmonisatie van het recht in West- en Centraal-Afrika voor zakelijke aangelegenheden) en het netwerk van uniforme akten.
De aansluiting bij de UEMOA en de ECOWAS biedt ook toegang tot een geïntegreerde markt met een gemeenschappelijk handels- en douanebeleid, een sterk argument voor investeerders. Bovendien zijn er de natuurlijke hulpbronnen van het land, hoewel de exploitatie ervan soms milieuproblemen en sociale spanningen oproept.
Desalniettemin blijven er belemmeringen bestaan: een waargenomen reglementaire instabiliteit, bureaucratische stroperigheden, en vooral de uitgesproken wens om contracten te heronderhandelen die, hoe legitiem ook, potentiële investeerders kunnen afschrikken.
OHADA: een geloofwaardig alternatief voor internationale arbitrage?
Geconfronteerd met de hegemonie van ICSID in de geschillenbeslechting biedt OHADA een regionaal alternatief via het Gemeenschappelijk Gerechtshof en Arbitrage (CCJA) met zetel in Abidjan. Deze organisatie, opgericht in 1993 om de juridische kaders voor zaken in de voormalige Franse koloniën te moderniseren en te harmoniseren, kan Afrikaanse staten helpen beter hun belangen te verdedigen.
“Het zou niet zo moeten zijn dat alle investeringsarbitragezaken via ICSID lopen,” benadrukt de professor, die pleit voor het versterken van de capaciteiten van de CCJA.
Als afsluiting van dit lange interview formuleert Dielya Yaya Wane drie prioritaire hervormingsrichtingen. Ten eerste, heroverwegen van de geschillenbeslechtingsmechanismen om het bevriezen van regelgeving te vermijden waardoor staten niet ten volle hun soevereiniteit kunnen uitoefenen. Ten tweede, de implementatie van de nieuwe investeringscode volledig en met aandacht voor de bepalingen over verantwoorde investeringen en lokale inhoud. Ten derde, het versterken van de rol van APIX in de opvolging en voorkoming van geschillen om systematische recursie tot internationale arbitrage te voorkomen.
Een duidelijke boodschap uit deze analyse: de wil om nationale belangen te beschermen is gerechtvaardigd, maar moet passen binnen een coherente en realistische juridische strategie. Tussen economische soevereiniteit en aantrekkelijkheid voor investeerders moet Senegal een delicate evenwicht zoeken, in een wereld waarin de regels van het spel internationaal structureel de belangen van private partijen bevoordelen boven publieke beleidsdoelstellingen.
Het forum “Invest in Senegal” dat gepland staat op 7 en 8 oktober biedt de gelegenheid om te zien hoe deze kwesties zich in de praktijk zullen vertalen in de aantrekkelijkheidstrategie van het land.